Deutsches Rechtswörterbuch (DRW): Kolbenlehen

Kolbenlehen

, n.

wie Koddenlehen 
  • sijn drierhande leenen ... bloedege leene ... die hooge heerlicheit hebben, lijf nemen ende geven; dander gelavie leene, dat sijn die gene die erven ende onterven hebben; ende (de) derde sijn colve leene, ende dat sijn slechte leenen, die dies (gheens) en hebben
    15. Jh. CoutSanthoven 248
  • voor theergewade van een gespleten leen, colffleen, cadsleen oft achterleen, is men den leenheere schuldich een jaer vromen
    1570 Stallaert II 151