Deutsches Rechtswörterbuch (DRW): (aufrechten)

(aufrechten)

nl. oprechten 
aufrechnen?
  • als so wanneer dese drie coopluden alle drie totter vrouwe quamen, dat zijt hem dan eerst oprechten zoude
    15. Jh. Fruin,Dordrecht I 234
unter Ausschluss der Schreibform(en):