Deutsches Rechtswörterbuch (DRW): Fährschiffer

Fährschiffer

  • niemant sal buyten de voorsz. twee ordinaris veerschippers bevoegt [sijn] nogte niet vermogen op deselver ordinaire en gestipuleerde veerdagh van dingsdag voorn. met en damschuit uyt deselve haven te mogen varen met eenige passagiers
    oJ. Holleman,HollVeren 56
unter Ausschluss der Schreibform(en):