Deutsches Rechtswörterbuch (DRW): kürbrüchig

kürbrüchig

, adj.

  • worde yemant daerin wederspannich of koorbruekich, dan loven alle onse ghildebruederen dien wederspannigen of koorbrueckigen niet te werck te setten, ten zij dat hi onsen ghilde die wederspannicheit gebetert heeft of die koorbroken betaelt heeft
    1458 UtrechtGilden II 383
unter Ausschluss der Schreibform(en):