Deutsches Rechtswörterbuch (DRW): (Lospfand)

(Lospfand)

, n.

Pfand, das noch vom Schuldner ausgelöst werden und an dem der Gläubiger daher noch kein Eigentum erwerben kann
  • die eygenpandt ende eygeninge en mach niet eer geschien dan viertien dagen nadat die leste loespandt gegeven es
    1503 AmsterdamRbr. 583
  • van een loos-pandt te legghen. als die schout een man een loos-pandt geben sal, soo sal hy segghen aldus: ick ghebe u een loos-pandt van huur van landt op de man N. eenen yegelichen behoudende sijn recht
    1652 Kennemerland 191
  • men noemt de vier eerste panden van ieder vierendeel-jaars loospanden, omdat de schuldeischer, door dezelven, nog geen eigendom verkrygt aan't goed van den gepandden, die dus, gelyk als om de loos of leuze, gepand wordt
    1767 NlWB. VIII 2 Sp. 2913