Deutsches Rechtswörterbuch (DRW): (opposieren)

(opposieren)

, v.

sich widersetzen, gegen etwas Stellung nehmen
  • wylen J.B. woude de Vryesen doen betaelen, maer de stede van M. opposeerde 
    1518 MiddelburgBr. III 269
  • indien de gheexecuteerde hem wilde opposeren tegens de voorsz executie
    1531 GrPlacB./NlWB. XI 1103
  • [der Anwalt von Holland ist gehalten] te vernemen, ofter tot R. enighe nieuwe impositiën zijn gestelt upten ondersaten van deesen landen, in welcke gevalle my te opposeren mit Vlaendren ende andere landen, die opposeren sullen willen
    1532 BronnHandelFrankr. 346
unter Ausschluss der Schreibform(en):