Deutsches Rechtswörterbuch (DRW): Pachtpfennig

Pachtpfennig

, m.

wie Pachtgeld (I) 
  • van de betalinge die een pachter heeft gedaen om syne gepande goederen te beschudden, ende in't gebruyck van syne huer te blijven, heeft hy recht van retentie, oft van te mogen inhalden des verpachters pacht-penningen 
    1619 GeldernLR. II 3 § 3, 4
  • in der landrechnung von 1747/48 kommen ebenfalls zur ausgabe: 1. an remittirten pachtpfennigen 6667 fl.
    1748 ActaBoruss.BehO. VIII 66