Deutsches Rechtswörterbuch (DRW): Schuldheischer

Schuldheischer

, m.

wie Schuldforderer (I) 
  • ende by dese soe vervallen ende vergaen die huysen, tot onneer ende achterdeel vander stede ende der sculdteysschers, die by dien tot gheenen betalinge noch einde ende expeditie van recht en konnen geraken
    1497 Fruin,Dordrecht I 134
  • gheuielt zo dat eeneghe persoonen die ... vulbewetticht zijn voor eeneghe somme van penninghen, hemlieden absenteirden ..., so zullen de schultheesschers commen voor canonicken ... ende verzoucken prouisie
    1511 CoutPrévBruges I 324
  • diezelve schulteysschers zullen wel moeghen panden ende bij executie procedeeren op die lijffrenten van den borgers van U.
    1532 UtrechtRBr. II 331
  • so nach verkündung [zuͤ der gannt] aber acht tag verschinen, soll der schuldhoͤischer mit dem vogt in des schuldners hus keren und pfand erfordren
    1532 ZürichOffn. II 232
  • de schultheesschere eerst pandende voor schult personnele ... 't goedt van den schuldeneere wert gheprefereert voor andere naerpanders, ten ware dat zy up den zelven dach ghepandt hadden
    1563 CoutGand I 70
  • soo den schuldenaer in plaetse van de helft van de verworven, gewonnen ofte verspaerde goederen ... eenigh hylicx voordeel toegesaght waere, soo mogen die schult-heyschers als't selve tot sijne profijte vervallen is, daer op oock hun verhael nemen
    1619 GeldernLR. I 2 § 1, 33
unter Ausschluss der Schreibform(en):