Deutsches Rechtswörterbuch (DRW): stragiers

stragiers

, adj., adv.

verlassen, herrenlos, unbeaufsichtigt
Sachhinweis: E. Gailliard/VerslVlaamscheAk. 1909 S. 777-819
  • de bailliu calengierde twee kalvere die stragiers liepen over verbeurt
    1376 VerslVlaamscheAk. 1909 S. 782
  • J.H. was ghecalengierd vandat hi ene coe, die stragiers liep inden dunen, zoude hebben ghenomen
    1377 VerslVlaamscheAk. 1909 S. 782
  • dat de aerme liede hemlieden niet der mede onthouden noch ontdraghen konnen, maer vlien van aermoeden ende van ellenden, ende laten hare voorseide lande ledich ende stragiers 
    15. Jh. VerslVlaamscheAk. 1909 S. 787
  • dat men niemants goed aenveerden en mach als stragiers, het en waere, dat blike, dat de persoon wiens goed men anveerden wilt, overleden ware
    1502 CoutGand II 76
  • alle goeden die stragiers oft vacant waren, toebehoerden den prince ende grave vanden lande
    1546 CoutGand II 233
unter Ausschluss der Schreibform(en):